Beleidsbesluit aanvullende coronamaatregelen - 216

Samen kijken naar de mogelijkheden? Bel ons telefoonnummer 088-9955216

Werken bij Klantportaal
216 accountants

De staatssecretaris van Financiën heeft een aantal aanvullende maatregelen bekendgemaakt ter bestrijding van de economische gevolgen van de coronacrisis. De maatregelen betreffen de omzetbelasting, de loonheffingen, de belastingheffing van grensarbeiders, de autobelastingen en de belastingrente.

Omzetbelasting

De Europese Commissie heeft een vrijstelling van invoerrechten en omzetbelasting geregeld voor de invoer van goederen die nodig zijn in de bestrijding van het coronavirus. In aanvulling daarop blijft de uitleen van zorgpersoneel buiten de heffing van omzetbelasting, ongeacht de persoon van de uitlener. De inlener moet een zorginstelling of zorginrichting zijn die is vrijgesteld van omzetbelasting. De uitlener brengt alleen de brutoloonkosten in rekening, eventueel verhoogd met een opslag van maximaal 5%. Met deze uitleen mag geen winst worden beoogd of gemaakt. Het recht op aftrek van voorbelasting van de uitlener blijft in stand.

De gratis verstrekking van medische hulpmiddelen aan zorginstellingen, zorginrichtingen en huisartsen blijft buiten de heffing van omzetbelasting zonder gevolgen voor het recht op aftrek van voorbelasting voor de verstrekker.

Voor het aanbieden van online sportlessen geldt het verlaagde tarief van de omzetbelasting.

Deze drie maatregelen gelden vanaf 16 maart tot 16 juni 2020.

Loonheffingen

Werkgevers hoeven vaste reiskostenvergoeding van werknemers niet aan te passen of tot het loon te rekenen als de werknemer door thuiswerken een gewijzigd reispatroon heeft. De werkgever mag blijven uitgaan van het reispatroon waarop de vergoeding gebaseerd is.

Door de huidige omstandigheden kan het zijn dat werkgevers bepaalde administratieve verplichtingen niet kunnen nakomen. De Belastingdienst zal zich in deze situaties soepel opstellen als de tekortkoming in de administratieve verplichting wordt hersteld zodra dit kan.

Grensarbeiders

Grensarbeiders die gedurende de coronacrisis thuiswerken of thuis zitten met behoud van loon kunnen te maken krijgen met een verschuiving van het heffingsrecht over een deel van hun inkomen van werkstaat naar woonstaat. Met Duitsland is overeengekomen dat thuiswerkdagen van grensarbeiders in loondienst worden behandeld als werkdagen in de werkstaat, mits het daarop betrekking hebbende deel van het inkomen in de werkstaat wordt belast. Deze afspraak geldt van 11 maart tot en met 30 april en wordt daarna van maand tot maand verlengd. Met België is overleg over de behandeling van thuiswerkdagen gaande.

Loondoorbetaling gedurende tijdelijke inactiviteit wordt behandeld alsof de grensarbeider normaal heeft gewerkt.

In Duitsland werkende grensarbeiders kunnen Duitse inkomensondersteuning krijgen in de vorm van een netto uitkering. Als het totaal van Duitse uitkeringen in een kalenderjaar maximaal € 15.000 bedraagt, mag Nederland hierover belasting heffen. Dat is niet de bedoeling. Daarom stelt Nederland Kurzarbeitergeld, Insolvenzgeld en Arbeitslosengeld als gevolg van coronamaatregelen vrij van belasting. Deze vrijstelling (met progressievoorbehoud) geldt van 11 maart tot en met 31 december 2020.

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

Er geldt een vrijstelling van bpm voor kortstondig gebruik. Deze vrijstelling wordt gebruikt om een in het buitenland aangeschafte auto aan te bieden voor de keuring en inschrijving in het Nederlands kentekenregister. De vrijstelling kan een tweede keer worden aangevraagd als de keuring niet door kon gaan door de coronamaatregelen van de RDW.

De einddatum van de overgangsregeling voor taxi’s die worden omgebouwd voor bijvoorbeeld rolstoelvervoer is verschoven van 1 april 2020 naar 1 juli 2020.

Het taxatierapport dat wordt gebruikt bij de aangifte bpm mag op dat moment niet ouder zijn dan één maand. De geldigheidstermijn van het taxatierapport is verlengd naar maximaal vier maanden.

Invorderingsrente

De invorderingsrente is voor een periode van drie maanden verlaagd naar 0,01%. Omdat de invorderingsrente is gekoppeld aan de betalingskorting kan de verlaging van het rentepercentage nadelig zijn voor ondernemers. Ondernemers kunnen bezwaar maken, waarna de betalingskorting alsnog zal worden toegekend. De door de Belastingdienst te vergoeden invorderingsrente blijft op het bestaande niveau van 4%.